Cervicale stenose operatie

In principe bestaat de operatie uit het creëren van meer ruimte voor het ruggenmerg. Bij de nekhernia kan dit van de voorrzijde, en soms beter vanaf de achterzijde.

Bij de cervicale stenose wordt vrijwel altijd vanaf de achterzijde geopereerd. Bij de benadering van achteren wordt bij de patiënt die op de buik ligt, een overlangse snede gemaakt midden op de nek over het gebied waar het wervelkanaal verwijd moet worden. Dat gebeurt meestal over meerdere niveaus, vanaf C2 tot en met C7. Door de achterste nekspieren af te schuiven worden de wervels vrijgelegd. De betreffende wervelbogen worden verwijderd (dit noemt men een laminectomie) en vervolgens de gele ligamenten. Als de durale zak bevrijd is, kan men waarnemen, dat deze zich duidelijk heeft ontplooid. Over de durale zak worden dan de afgeschoven nekspieren weer aan elkaar gehecht, wat voldoende bescherming biedt aan de durale zak met zijn inhoud ondanks dat er nu geen benige bedekking meer is. Als er behalve de kanaalstenose ook een hernia in het spel is, kan de zenuw waar deze op drukt in dezelfde operatie worden vrijgelegd. Soms is er enige instabiliteit van de wervelkolom en zal de chirurg besluiten om met wat schroefjes de nek te stabiliseren. Dat kan wat verminderde beweeglijkheid van de nek tot gevolg hebben, vandaar dat de chirurg hier geode redenen voor moet hebben.

 

Heel soms worden de verwijderde botstukjes weer teruggezet en met kleine schroefjes en plaatjes weer vastgemaakt, uiteraard in een positie waarin het wervelkanaal ruimer is (zogenaamde laminoplastie). Dit is een wat risicovolle ingreep en een beter resultaat voor grote groepen patienten is nooit aangetoond, vandaar dat wij dit in Nederland nauwelijks doen. In Japan echter wordt het vaak gedaan en in de literatuur hierover zijn dan ook met name Japanse studies te vinden. Dit is echter uitgevoerd bij Aziatische patienten, die van een ander ras zijn. Dit maakt wel uit.

 

Bij de benadering van voren ligt de patiënt op zijn rug op de operatietafel, met het gezicht recht omhoog. Er wordt een snee gemaakt in de hals, naar de voorkeur van de operateur links of rechts van het midden. Dan worden de spieren en de andere structuren die in de hals verlopen (zoals de bloedvaten, de luchtpijp, de slokdarm en de stembandzenuwen) uiteen gehouden, om uiteindelijk precies op de voorkant van de halswervelkolom uit te komen. Vervolgens wordt een Röntgenfoto gemaakt om de precieze plaats van operatie te controleren. Hierna wordt ter hoogte van de botrichel de tussenwervelschijf verwijderd totdat men aan de achterkant ervan aan de voorzijde van het wervelkanaal is beland, waarna de botrichels die zich boven en beneden de tussenwervelschijf bevinden, worden verwijderd. Zonodig worden op andere hoogten waar zich ook botrichels bevinden na het verwijderen van de betreffende tussenwervelschijven deze richels verwijderd. Ook kan een wervel worden weggefreesd. De ontstane ruimte die is ontstaan na het verwijderen van een tussenwervelschijf kan worden opgevuld met een stuk kunststof of titanium. Vroeger werd dit vaker opgevuld met bot (meestal eigen bot uit een bekkenkam, donorbot, botcement). Soms is het niet nodig om de ontstane ruimte op te vullen.

 

Operatierisico’s

Zoals bij iedere operatie zijn er ook aan de operatie voor een halswervelkanaalstenose risico’s verbonden. De kans dat die optreden is echter zeer gering. Het ziektebeeld komt veel voor en de operatie behoort tot de “routineoperaties”. Bij operaties vanaf de voorzijde komt een ontsteking van de operatiewond of van de tussenwervelruimte een enkele keer voor. Ook een nabloeding in het operatiegebied kan voorkomen. Bij de benadering van voren bestaan er vaak kortdurend wat klachten van spreken (schorre stem) en slikken (pijn bij slikken, of het gevoel van “een brok in de keel”). Beschadiging van een stembandzenuw met (al dan niet voorbijgaande) heesheid is een zeldzame complicatie. Nog veel zeldzamer, maar wel ernstig, is beschadiging van de slokdarm of van het ruggenmerg. Bij operaties vanaf de achterzijde kan ook een ontsteking of een nabloeding voorkomen, maar ook hier is het zeldzaam. Een beschadiging van het ruggenmerg kan voorkomen maar is zeer zeldzaam. De patient heeft na de operatie wel altijd veel pijn in de nek die enkele weken aanhoudt.

 

Na de operatie

Na een operatie verbeteren de klachten lang niet altijd. In heel veel gevallen is een tot stilstand brengen van verdere achteruitgang het hoogst haalbare resultaat. Kennelijk is de schade die aan het ruggenmerg in de loop van vaak lange tijd is ontstaan niet meer te herstellen.

De patient mag na de operatie al vlot het bed uit om het gevaar van trombose in de benen te verminderen. Over het algemeen gaat de patient een dag na een operatie vanaf de voorkant en twee dagen na een operatie vanaf de achterkant alweer naar huis. Revalidatie is alleen nodig in die gevallen dat er nog ernstige loopstoornissen bestaan. Het dragen van een harde halskraag na deze operaties is niet nodig.

 

Resultaten van de operatie

Uit de resultaten is gebleken dat men zich tevreden mag stellen met het stoppen van de verergering van het ziektebeeld. Na de operatie pleegt een meerderheid van de patiënten te verbeteren, terwijl ondanks de operatie bij de overigen geen verandering is opgetreden of zelfs het ziektebeeld blijft verslechteren. In de gevallen die niet verbeterd zijn is mogelijk de verstoring van de bloedvoorziening van het ruggenmerg de factor, waar de operatie geen vat op heeft gehad. De opgetreden verbetering varieert van een iets beter gevoel bij de ene mens (zeer beperkte verbetering) tot beter lopen of betere handmotoriek bij de andere patient (duidelijke verbetering). Van tevoren kan niet worden voorspeld hoe goed de patient zal verbeteren na een decompressie.

 

(Bron: Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie)

Benadering van achteren

Benadering van voren