Carpaal tunnel syndroom operatie

Voor de operatie moeten bloedverdunnende medicijnen soms worden gestaakt; dit in overleg met de arts. 


De hand wordt plaatselijk verdoofd door een meestal als pijnlijk ervaren prik in de handpalm of de pols. Nadien is de ingreep niet pijnlijk meer. Het gevoel in de vingers blijft vaak aanwezig. Er zijn ook specialisten die de voorkeur geven aan algehele of plexus anesthesie.
De verbinding tussen de pink en duimmuis, het dak van de carpale tunnel wordt doorgesneden, waardoor de inhoud en dan vooral de weke zenuw van de beknelling wordt verlost. Sommige chirurgen verkiezen de ingreep als een kijkoperatie uit te voeren. De operatie duurt ongeveer een kwartier tot een half uur.
Na verbinden van de hand wordt een draagdoek aangemeten.

Plaats van het litteken bij klassieke CTS operatie. Het litteken wordt netjes gehecht. In de dagen en weken hierna ontstaat een minder mooie genezing met korsten van de dikke handhuid, pas na die tijd is er zo goed als niets meer te zien van het litteken.

 

Na de operatie

Na enkele uren is de verdoving uitgewerkt en kan napijn met paracetamol (eventueel samen met codeïne) worden bestreden.
Het is raadzaam de vingers gewoon te blijven bewegen wel dient de handpalm wat rust te hebben en moet krachtzetten (wringende bewegingen) enkele weken worden vermeden. Deze rust is nodig voor een ongestoorde wondgenezing, omdat anders de wond open kan gaan na het verwijderen van de hechtingen. Omdat men gedurende deze tijd (van 2 weken) de geopereerde hand dus minder goed kan gebruiken, wordt bij de aanwezigheid van een carpaletunnel syndroom aan beide handen de operatie slechts één kant tegelijk verricht. Het opereren van twee handen tegelijk wordt afgeraden: twee handen tegelijk in het verband staat zelfredzaamheid ernstig in de weg. De wond moet droog blijven. Na een aantal dagen tot een week kan de draagdoek achterwege worden gelaten en het verband er af gehaald worden en na tien tot veertien dagen worden de hechtingen verwijderd.

 

Gevolgen van de operatie

De hinderlijke tintelingen in de vingers zijn vaak snel over. Ze kunnen ook langzamer verdwijnen, dit geldt zeker voor reeds voor de operatie bestaande gevoelsvermindering in de vingers, deze kan soms blijven bestaan. Het litteken in de handpalm kan enkele maanden gevoelig blijven en het kan nog langer duren voordat de kracht in de hand weer normaal is.

 

Complicaties

Zoals bij alle ingrepen kunnen ook bij een carpaletunnel syndroom operatie onverwachte complicaties optreden. Deze komen evenwel zelden voor. Zij bestaan uit nabloedingen en infecties. Bij overmatige pijn of uitvloed uit de wond dient contact met de neurochirurg opgenomen te worden. Soms kan een klein zenuwtakje dat naar een aantal spiertjes in de duimmuis loopt beschadigd raken doordat het in het operatiegebied van de nervus medianus aftakt. Meestal leidt dit niet tot merkbare verschijnselen maar soms kunnen de duimbewegingen wat gestoord zijn. In zeldzame gevallen blijkt de operatie niet afdoende te zijn en moet opnieuw worden geopereerd. Schade aan de vlak hiernaast lopende zenuw, de nervus ulnaris, is beschreven. Hierdoor kan dan een algehele zwakte van de handspiertjes, en een doofheid van de ringvinger en pink ontstaan.

Een ernstige, maar gelukkig zeer zeldzame complicatie die na een operatie kan optreden en die tevoren niet goed te voorzien is, is de zogenaamde dystrofie van de hand. Er treedt dan zwelling op van de gehele hand, die ook pijnlijk wordt, vooral bij bewegen, terwijl de kleur varieert van rood bij warmte tot bleekwit en blauw bij koude. Het is van belang dat U bij het optreden van dergelijke verschijnselen zo spoedig mogelijk Uw arts raadpleegt, zodat deze maatregelen kan nemen.

 

(Bron: Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie)