Transient global amnesia
Inleiding
In 1956 wordt het beeld voor het eerste beschreven door dokter Morris Bender in de VS. Uiteindelijk wordt in 1964 door Fisher and Adams (VS) bekendheid aan het syndroom gegeven en wordt het transient global amnesia (in het Nederlands vertaald: "voorbijgaand geheugenverlies") genoemd.
Onderzoek
Het stellen van de diagnose is niet moeilijk wanneer men het syndroom kent, omdat de klinische kenmerken scherp omschreven zijn en nauwelijks te verwarren met andere neurologische syndromen. Aanvullend onderzoek (b.v. een scan of een hersenfilmpje) is voor de klinische diagnose ‘TGA’ niet nodig. De diagnose wordt gesteld op basis van het verhaal waarbij vooral het verhaal van ooggetuigen belangrijk is, omdat de patient dit zelf door het geheugenverlies niet betrouwbaar kan navertellen. Alleen als er getwijfeld wordt over de oorzaak van de verschijnselen, wordt soms onderzoek gedaan. Meestal gebeurt dat als de aanvallen vaker voorkomen en er gedacht wordt aan epilepsie.
Wanneer is er sprake van TGA?
De diagnostische criteria (volgens Hodges en Warlow) voor TGA zijn:
1. de aanval is door een ooggetuige waargenomen,
2. Tijdens de aanval is er antegrade amnesie (er wordt geen nieuwe informatie opgeslagen);
3. Het geheugenverlies heeft ook betrekking op een beperkte periode vóór de aanval, maar de patiënt weet heel goed wie zij of hij is;
4. het bewustzijn is helder en er zijn geen andere neurologische uitvalsverschijnselen;
5. er is geen voorafgaande hersenschudding of vergiftiging (intoxicatie);
6. er zijn geen op epilepsie wijzende kenmerken (smakken, repetitieve handelingen etc);
7. de duur van de aanval is beperkt, meestal 1-8 uur, maximaal 24 uur.
Medicatie is niet nodig bij TGA